Van poter tot plant
Op deze pagina vertellen we je alles over het hele proces van het telen van aardappels. Van de pootaardappel die de teler in de grond stopt tot de consumptieaardappelen die daaruit voortkomen.
Pootaardappels
Aardappels teel je uit speciaal gekweekte aardappelknollen: de zogenaamde pootaardappels. De pootaardappels worden in het voorjaar geplant en na twee tot drie weken komen de stengels boven de grond. De plant ontwikkelt ook ondergrondse stengels, zogenaamde stolonen, waaraan zich de nieuwe knollen vormen. Eén plant kan wel tien of meer nieuwe knollen (aardappels) maken.
De teelt van pootaardappels is een vak apart. Pootaardappels moeten snel en goed kunnen kiemen, maar bovenal vrij van ziekten zijn. Anders zal de daaropvolgende teelt van de consumptieaardappel hier last van krijgen. Koele gebieden, zoals in Schotland en Noord-Nederland zijn heel geschikt voor de teelt van pootaardappels. Daar komen namelijk veel minder luizen voor die de ziekten, met name virussen, overbrengen. De telers in die regio’s hebben al vele generaties lang kennis en ervaring opgedaan met deze gespecialiseerde teelt.
In heel veel landen, met name in Afrika en Azië, vormt het ontbreken van gezonde pootaardappelen een groot probleem en dit zorgt voor tegenvallende opbrengsten.
Van elke tien pootaardappels die geëxporteerd worden in de hele wereld, zijn er zes afkomstig uit Nederland. Goede pootaardappelen zijn in vele landen van de wereld gewild. Gebruik van gezond, Nederlands pootgoed levert vaak meer dan een verdubbeling van de opbrengst op van een plant. Dit geeft een grote bijdrage aan de voedselvoorziening in die landen. Daarover lees je meer op deze pagina.
Teelt van pootaardappels
Voordat de teelt van consumptieaardappelen kan beginnen, moeten er voldoende knollen van de pootaardappels beschikbaar zijn. Elke pootaardappelplant levert slechts tien nieuwe pootgoedaardappelen op. Het vermeerderen gebeurt daarom vier tot zes jaar achter elkaar. De eerste pootgoed plant levert dus na 4 jaar zo’n 10.000 pootaardappelen op. Tafelaardappelen en fritesaardappelen worden ook consumptieaardappelen genoemd.
Het vermeerderen gebeurt op gespecialiseerde boerderijen waar de pootaardappels worden geteeld. Bij het telen van de pootaardappels wordt heel goed geselecteerd, zowel op het veld als na de oogst. Er mogen geen zieke planten en knollen tussen zitten, want die geven de ziekten door aan de volgende generatie pootaardappelen en uiteindelijk bij de teelt van de consumptieaardappelen. De pootaardappels worden meestal in april gepoot, als de grond droog genoeg is. Tijdens de groeiperiode worden de velden meerdere keren geïnspecteerd en plant voor plant bekeken op ziekte. Zieke planten worden inclusief de al aanwezige kleine knolletjes verwijderd.
Bij pootaardappels gaat het niet om de opbrengst in kilo’s, maar het doel is om het volgende jaar zoveel mogelijk planten en stengels te kunnen geven. Na ongeveer vier tot vijf maanden haalt de teler de pootaardappels met de rooimachine uit de grond. Daarna slaat hij ze op in koele schuren, waarna ze het volgende voorjaar weer worden gepoot en vermeerderd.
Teelt van tafel- en frietaardappels
De pootaardappels komen terecht bij een consumptieaardappelteler. Ook deze teler poot de pootaardappels in de grond, dat gebeurt in april. Als de aardappels groot genoeg gegroeid zijn, dat is in september of oktober, rooit de teler ze weer uit de grond en slaat hij ze op in zijn schuur. Op het moment dat de verwerker de aardappels nodig heeft (groothandel, verpakker, supermarkt, groentewinkel, fritesindustrie), worden ze met een vrachtwagen opgehaald. De aardappels zijn klaar voor verwerking.
Bronnen gebruikt op deze pagina: